“Kom, ik laat je het huis zien waar ik met mijn kinderen de vakantie heb doorgebracht.” We stappen in de auto en rijden van Tarifa richting het noorden. Ik zit naast Henriëtte. Zij rijdt. Eens vertelde ze me over zweefvliegen, het zweven dat zij beheerst, en sindsdien heb ik altijd het idee dat ze ook zo een auto bestuurt. Kijkend naar punten die belangrijk zijn voor de te volgen route. Met enige regelmaat wijst ze op de wolken die in samenhang iets betekenen… voor haar het zweefvliegen, voor mij het zoeken naar een werelddeel, een dier of zomaar de verschillende kleuren grijs.
Onderweg is er een gesprek of zijn er lange stiltes. Dat wat een heel mooie vriendschap maakt. Samen durven zwijgen. Luisterend naar elkaar, zonder oordeel. In al die jaren elkaar maanden, soms jaren kwijt geweest, afgewisseld met een aantal keren per maand even eten, een kopje koffie of een wandeling. Maar niet uit het oog verliezend wat de ander doet, wat de ander beweegt. Geen woorden die een gedachte zouden kunnen vormen.
Ergens instappen, met enige vaart. De gevolgen lijken steeds op elkaar. Denkend dat je steeds dezelfde steen tegenkomt tot je begrijpt wat die steen betekent, eerst dan kun je verder. De gedachte beheerste me dat ik een bepaalde steen, die zo ver uit het zicht was, nooit zou verliezen! Maar ik weet nu waar hij ligt. Net buiten mijn omgeving.
Links bosjes en verderop het strand, rechts een dor uitziende vlakte, op de achtergrond heuvels en nog verder een enkele berg. We rijden alleen op deze lange kustweg. Voor Henriëtte een vertrouwde omgeving. Ik heb een idee van haar leven door haar verhalen, de belevenissen van een mooie vrouw, leeftijdloos. Waarbij uiterlijk een grote rol speelt. Zie de verandering, maar ervaar deze niet. Ik luister naar wat ze zegt. Soms na jaren zegt ze één, twee zinnen en weet ik precies waarop ze doelt, wat ze bedoelt. Dat verrijkt een mensenleven.
Zie de verandering. In de bijbel, Genesis 32, staat: ‘Vertel me, welke naam zal ik je geven?’ Welke naam zal ik je geven: vertel me, wie ben je?’ Teksten inspireren, geven een weg aan. Dat is wat ik lees in de Bijbel, wat ik zou lezen in een ander boek der gelovigen. Geschreven in tijden dat men leerde van overlevering, van vertelling. Niet gehinderd door vele inzichten, door vele commentaren. De verandering van uiterlijk, ingegeven door het innerlijk, al dan niet met behulp van het spiegelbeeld.
Bij de eerste ontmoeting zie ik een stoere, impulsieve vrouw. Stijlvolle kleding die heel mooi past bij haar stoerheid. De ogen vragen om uitdaging, om alles te willen weten. Het gezicht veelal verscholen achter de lange lokken. Eerlijk en enig perfectionisme. Ik had destijds niet de goede woorden, had helemaal geen woorden om dit beeld onder woorden te brengen. Wel met de vraag: vertel me, wie ben je? Meer dan tien jaar later komen er voorzichtig woorden. Komt er ook reactie die ik begrijp. Van een vrouw met twee kinderen die ieder een eigen aandacht behoeven. Ik zie haar handelen, hoor niet alleen verhalen. Ga haar begrijpen. De lokken verbergen niets meer, geven nu de schoonheid bloot van haar leven. Zonder vader groeit zij, de kinderen groeien onder haar hoede, ook zonder vader. Ze lacht, ze vraagt, ze doet, het lijkt impulsief. Ze zeggen wel dat je de diamant die in je zit zelf briljant moet slijpen. De vele facetten van het leven gaan zien. Ik wil bij haar ontdekken van wat er geslepen is of wordt, met gepaste nieuwsgierigheid. Deze woorden had ik niet bij de eerste ontmoeting. Noem het een diepe vriendschap, met oog voor.
Zie steeds hetzelfde landschap, met andere beelden. Puzzelstukken die passen… met nog een bak vol met losse stukjes.
Ik zit naast Henriëtte, zij rijdt, ik zweef. Levend in meerdere werelden. De wereld die langs me heen gaat met de snelheid van het verplaatsen, de wereld waarin mijn eigen gedachte voorbijkomt, de wereld waarin de gedachte van de ander voorbijkomt. Welke is werkelijk, welke wordt werkelijk? De droom past daar wonderwel prachtig in.
Stap zo uit die wereld een andere wereld in. We zijn er.
Een groot erf, enorme olijfbomen, een groot huis zonder versierselen. Spaans rommelig. Zo dicht bij de oceaan, in een heuvelachtig gebied. De temperatuur is heerlijk zo in de vroege avond. Voor Henriëtte een vertrouwde omgeving.
Het is heel stil, niemand te zien. Hier begint een verhaal: “Ze is vast wel thuis”, laat Henriëtte weten terwijl we een heel oude olijfboom bewonderen. Ze klopt op de enorme voordeur. Het straatje is mooi geveegd, maar ik geloof dat deze deur slechts bij bijzondere gelegenheden opengaat. Langzaam lopen we linksom naar de achterzijde van het huis. “Haar man is enkele jaren geleden overleden. Ze is bijna altijd hier, maar heeft ook een appartement in de stad. Samen met haar zus.” Ik herinner me het verhaal over Henriëtte’s jongste zoon Jesse. Terwijl Henriëtte en Lucas, haar oudste zoon, aan de overkant aan het kitesurfen zijn, heeft Jesse in de vakantie drie weken met deze vrouw opgetrokken. Zij is nooit uit deze streek weggeweest. Spreekt dialect, haar kinderen en kleinkinderen wonen hier vlakbij. Haar oudste zoon beheert het hotel aan de overkant van de weg. Toerisme en authentieke mensen, slechts gescheiden door een weg. Oma en Jesse zijn overdag bij elkaar. Oma vaak aan de keukentafel, in het Spaans verhalend. Jesse luistert, maar spreekt alleen Nederlands, bovendien is hij nog heel jong. Haast onafscheidelijk zijn ze die periode. Samen afwassen, de tafel dekken, brood eten, de dieren verzorgen, in de moestuin, of gewoon buiten een beetje vegen en opruimen. Jesse stil zittend of buiten een beetje ronddolend in de boomgaard, van alles vindend, terwijl zij aardappelen schilt, groenten klaarmaakt of kleding herstelt. Beelden die je alleen ziet op zwart-witfoto’s of kent uit verhalen. Zij laten elkaar zijn in hun eigen taal. Het geheim van respect.
We lopen nu achter het huis. Lijkt veel op het erf van een boerderij op zijn ‘Spaans’. Van alles wat: de boomgaard, een grasveld, lage muurtjes en struiken, daarachter een soort van moestuin. Daar weer achter kleine schuurtjes. Ik ruik dieren. “De varkens zijn allemaal weg.” Henriëtte kijkt een beetje zielig. “Hier worden de varkens nog gewoon geslacht op de boerderij.” Daar zie ik geen kwaad in. Weet wel hoe het geluid is van varkens in doodsstrijd, maar what you see is what you get maakt het aanvaardbaar.
Henriëtte tikt zachtjes op een half openstaand raam. Ietwat onzeker laat ze de handen even langs haar kleding gaan. Met een snel gebaar doet ze het haar achter de oren en ze tikt nog een keer. Ik hoor voetstappen. Zie een mooie oude vrouw met zwart haar glimlachend naar buiten kijken. Ze herkent haar meteen. De oude vrouw vouwt haar handen voor haar borst ineen, beweegt ze een klein beetje naar voren en naar achteren. Dan wijst ze naar links, naar de deur.
Ik duw de deur open en laat Henriëtte voorgaan. Een schoon, sober huis. Donker. Een enkel lampje brandt. Wat moeten wij toch altijd in huis met die zee van licht? Is het de rijkdom, is het het besef wat iets kost, het besef dat er energie is? Luxe heeft een heel andere betekenis.
Hartelijk, in bijna onverstaanbaar Spaans, verwelkomt ze ons. Ik krijg een warme handdruk van haar. Ze vraagt wie ik ben. Even voel ik me onhandig. We lijken een echtpaar, we zijn vrienden. Is het vooroordeel of… wat is het dat mensen in hokjes denken? Zonder overigens te zeggen dat deze vrouw dat ook doet!
Ze nodigt ons uit om te gaan zitten. Overal staan foto’s van haar kinderen en kleinkinderen. Ik mis een foto van haar man. Begin nieuwsgierig te worden. Na over de kinderen te hebben gesproken, begrijp ik uit het gesprek dat ze graag wil meerijden naar haar appartement. Als we dat niet vervelend vinden. Ze vraagt het zo bescheiden, dat ik het heel even vervelend vind dat we een auto bij ons hebben. Wat voel ik me rijk op dit moment met een auto en tegelijkertijd ben ik jaloers op de eenvoud. Kan ze niet mee, dan blijft ze gewoon hier slapen. Natuurlijk rijdt ze mee, al zou het uren omrijden vanaf deze plek zijn.
Ze moet wat spullen pakken. In die tijd laat Henriëtte mij de bovenverdieping zien en lopen we nog even de tuin in. We spreken over het landleven, de eenvoud, de natuur. Over alles wat met het ideaalbeeld te maken heeft van een plekje op aarde waar je jezelf kan redden. Wat een rijk gevoel, maar dan wel een heel ander rijk gevoel dan het hebben van een vervoermiddel. We plukken een vrucht(je) en proeven. De natuur geeft, zonder genmutatie, toevoeging of wat dan ook. De hoeveelheid mensen maakt het onmogelijk voor ieder zo te leven.
Het wordt snel donker. We lopen terug naar het huis. Op het graspad stap ik bijna op een ei. Voorzichtig raap ik het op. “Voor oma… of haar zus… Misschien komt ze hier niet vaak?” Ik veeg het ei een beetje schoon en zie dat er een stempel op het ei zit. “Efficiënt zijn ze hier wel!” We moeten lachen, maar het doorbreekt wel een beetje de droom. Een flard van een detectiveverhaal schiet nog door me heen, het betekent waarschijnlijk niets.
Eenmaal terug in het huis loopt Henriëtte naar de keuken waar oma iets inpakt. Ik leg het ei op het aanrecht en loop wat heen en weer. Naast de huiskamer is een nisje met brandende kaarsen. Een paar bloemen en een grote foto. Opa. In kleur. Hij leeft hier verder. In gedachten verzonken, ik voel een hand op mijn arm. Oma. Gekleed in het zwart. Ze knikt. We gaan.
Het is donker. De zee is heel goed te horen. Het duurt even voordat ze voor in de auto is gaan zitten. Bescheiden wil ze op de achterbank gaan zitten. Of is ze gewend om daar te zitten? Ik doe haar veiligheidsriem vast, dat is ze niet gewend. De veiligheidsriem.
Oma zit naast Henriëtte. Ik kijk naar buiten, naar de donkere wolken waar ik slechts het vallen van de avond in zie. Een enkele ster in de opening van het wolkendek waar het hemelsblauw al overgaat in nachtzwart. We taxiën naar de hoofdweg, zo lijkt het.
Henriëtte. Ze komt steeds dichterbij. Ideeën, denkwijze en leefwijze krijgen in toenemende mate de ruimte in onze gesprekken. Daar waar vriendschap overgaat in onvoorwaardelijke vriendschap. Veilig voelen bij het zoeken naar woorden, naar het verwoorden van gedachten. Meegaan in hoe de ander zichzelf ontdekt, zonder de ontdekking van de ander eigen te maken. Hoe zou dat immers moeten? Ieder heeft een eigen weg. Behoedzaam voorkomen jezelf te zien in de ander. Bij jezelf blijven, je niet opdringen maar er wel zijn.
Henriëtte. Ze komt steeds dichterbij. De handelwijze vertelt hoe en waar de ander is, waar de ander staat. Breekbaar of als een rots. En alles ertussenin. Het loopt zo makkelijk de berg af, maar hoeveel moeite kost het om de berg op te lopen? Zeker als je niet je tempo aanpast? Het heerlijke ervan is dat de afstand alle ruimte heeft. De dagdromen vinden tegelijk plaats met het verplaatsen naar.
Henriëtte. Ik luister graag naar haar. Zeker als ze is, perfectionistisch als ze is, met de gezonde twijfel of ze het goed doet. Ze geeft haar gevoel weer door de zin die erachteraan komt. Ik heb het heel lang gedaan met de eerste zin die voorafgaand aan de uitgesproken zin in me opkwam. Dat was mijn gevoel. Dat is mijn gevoel, maar de zin is langzaam maar zeker veranderd in een woordje.
Blijf naar buiten kijken tijdens dit korte ritje. We verplaatsen onszelf. Net als de ster die ik steeds zie in een immer tijdelijke opening in het wolkendek. Zie zelfs een stukje van de maan! Veel eerder schreef ik een klein gedichtje over het nadenken: … À demain, sur la lune, une monde vide, les mots traduisent les couleurs plus belles, comme la musique, de vous écouter madame… De maan, waar ik zo vaak even tot bezinnen kom. Bij zinnen kom, die ik eerder niet kon vormen.
We rijden een stadje in. Het is het stadje waar we vandaan zijn gekomen eerder deze dag. De woorden voor ‘links’, ‘rechts’ en ‘rechtdoor’ worden begeleid door heftige handgebaren. Vertel iemand de weg zonder armgebaar, het voelt vreemd. Ik moet lachen. Oma wijst nu omhoog. Hoe doen we dat? Ze vertelt dat daar haar zus woont. Rustig blijft ze zitten totdat ik haar veiligheidsriem weer heb losgemaakt en haar een heel klein beetje help met het uitstappen. We wachten nog even tot het moment dat de deur van het appartementencomplex achter haar dichtvalt.
Oma zwaait nog een keer. We kijken elkaar aan. “… eten?!” Ze weet een leuk restaurantje, in het centrum van Tarifa. Alsof ze de wegenkaart in haar hoofd heeft, rijdt ze door deze buitenwijk naar de stad. Soms twijfelt ze heel even, haalt ze een hand door haar haar en vervolgt ze de weg. Ik weet niet of we af en toe dezelfde weg nogmaals rijden. Herken in ieder geval niet waar we zijn. Denk ook aan eerdere gesprekken. Zoals in het spoorwegmuseum. Het regent verschrikkelijk op weg naar het museum, dat ook nog eens verstopt lijkt. Moeilijk te vinden.
Museumbezoek. Inmiddels droog. We zitten buiten aan een tafeltje, met koffie en een heerlijk gebakje voor ons. Kinderen rijden vele rondjes in een miniatuurtrein in dit museum. “Zit mijn haar goed?”
Ik kijk haar aan. Ze draait haar hoofd om en ik kijk naar blond… Ja, waar kijk ik eigenlijk naar? “… lijkt er wel op… Het lijkt iets korter maar mooi als… zijde.” Zeg het grappig, maar vertel ook de waarheid. Ik probeer nog een ander antwoord, weet ook niet goed waarom ze het vraagt: “Het heeft wel een andere kleur en is veel korter dan toen ik je voor het eerst ontmoette. Toen kon je nog je gezicht verstoppen achter je bruine, lange lokken. Dat hoeft nu niet meer.” Ze glimlacht.
Henriëtte verhaalt over de avond ervoor. Dat ze in een opwelling een stuk van haar haar heeft geknipt, ze was boos op iemand, bleef knippen om het recht te krijgen. “… mijn kapster zal wel boos zijn!” Die laatste woorden kenmerken haar. Steeds weer rekening houdend met. Ik vraag me, terwijl ze praat, af wat ze in de spiegel zag. “Het maakt me wel jonger he?!” Ze lacht. Ik niet. “Vrolijkheid combineer ik met jong ogen, waarom zou korter haar jonger ogen? Je haar als een kroon dragen, dat is het. Je kleding en je houding zorgen er toch ook voor… zorgen er toch ook voor dat je je jong voelt, en dat ben je toch ook!?!” “Maar ik wil niet dat mensen tegen me zeggen: van voren een lyceum en van achteren een museum.” Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat ook weleens denk, maar bij Henriëtte is die gedachte in de verste verte niet in mij opgekomen.
“Henriëtte, jij bent nog immer van voren en van achteren een lyceum.” Van deze zin is geen woord gelogen. “Je modieuze kleding en schoenen staan je ook goed.”
“Welke verandering zoek je eigenlijk? In jezelf, of wil je dat de ander reageert op iets? Wat wil je horen, wat wil je voelen?” Ik zie Henriëtte en het spiegelbeeld van Henriëtte in een badkamerspiegel. Het valt me op dat zij iets anders ziet, het is dat wat haar geest maakt van dit beeld. Ik zie wat mijn geest maakt van het kijken naar haar en dat maakt mij vrolijk. Henriëtte is een mooi mens. Het maakt me ook triest, dat het in haar gedachten rommelt. Vragen zonder antwoord. Schiet de tijd niet op voor haar? Antwoorden komen vanzelf, de rimpels ook… maar dat houd ik nu even voor me. Al vind ik de ouder wordende mens heel boeiend. Men noemt het ‘verval’, ik noem het ‘beleven’. Hoe mooi kunnen oudere mensen kijken, met een enkele oogopslag zo heel veel vertellen.
“Henriëtte, je noemde me eens jouw soulmate. Die diepe verwantschap maakt het leven mooi, het voelt goed. Daar loopt mijn vriend, denk ik weleens als ik je zie. Je bent jezelf en overal waar je komt neem je jezelf mee. Het is soms zo moeilijk om zo heel dicht bij jezelf te blijven. Het is niet eens zo zeer loslaten maar het laten zijn, van anderen. Daar loopt mijn vriend, denk ik weleens als ik je zie, die zichzelf is. Ik voel me veilig in jouw omgeving, Henriëtte.”
Ik zou wel even willen meelopen in haar gedachten, denk ik, als ze begint te spreken. Vele zinnen volgen, ik luister zonder een enkele reactie. Zij is aan het woord. Ik luister naar wat er in haar omgaat.
De straatjes worden nu steeds smaller en donkerder. We zijn nu zo goed als midden in het centrum. Henriëtte parkeert de auto op een haast onmogelijke plek, natuurlijk zonder marshalling. Nog steeds pratend.
We stappen uit. Een warme deken valt over me heen. Stadswarmte en meer. Ze wijst naar een wat beter verlichte straat. “Daar, op het pleintje.” Ik zie het meer verlichte gedeelte, nog wel summier. Voor het restaurant zijn nog enkele tafeltjes vrij. Warm genoeg om buiten te zitten. Op straat is een man aan het dansen, keurig aangekleed. Op blote voeten. Tangomuziek klinkt uit een luidspreker naast een auto. De achterklep staat open en er ligt van alles en nog wat rond de auto. Af en toe doet hij een stap opzij voor een passerende auto.
Straattoneel, terwijl we eten. Straks. We nemen eerst een sherry. Het gesprek gaat nu over wat we zien. In mijn hoofd probeer ik alle zinnen in een verhaal te passen. Haar verhaal.
De danser krijgt gezelschap van een vrouw die al de hele tijd een paar tafeltjes verder zat en ietwat nerveus oogde, af en toe zonder doel heen en weer liep, al haar spullen steeds op tafel achterlatend. Ik dacht heel even dat ze afwijkend gedrag vertoonde. Grappig dat je met een eerste blik een idee vormt.
Nu staat ze naast de danser, een moment. Een enorm contrast. Hij, zoals gezegd, keurig gekleed, beetje jaren 30 aandoend en zij wat bij elkaar geraapte kleding aan. Het haar slordig op het hoofd bijeengebonden. Dan haast ze zich achter de auto en even later staat ze, op blote voeten en geheel in het zwart gekleed, naast hem. Het haar strak in een korte staart.
Ik kijk naar Henriëtte. Kleur wordt zwart-wit. Het is net of ik in een fotoboek blader. Henriëtte draagt een lange jas en Chance. De jas in mijn verbeelding, het parfum is er. Zacht en fris. Hoewel ik parfum niet kan ontleden, kan ik het wel onderscheiden. Ze gaat op in het straatbeeld, het toneel. De foto. Met de lange jas. Ik zie overal toneel en verwar dat soms met de werkelijkheid. Van het ene toneelstuk wandel ik het andere in. Soms klinkt er stil applaus, het moment dat ik geraakt word en mijn hart sneller klopt.
Henriëtte pakt mijn arm beet. “… wat gaaf, hè!! Kijk!” De man en vrouw dansen nu, en hoe. Alsof ik naar een balletvoorstelling kijk. Wat een talent, wat een passie. Dit is echt! Gewoon, op blote voeten, op straat, tussen het verkeer in. Alsof het allemaal geregisseerd is. Maar dit is mooier dan welke regie ook.
Ik leg het fotoboek weg en geniet.
Comments