top of page

013. Hemelvaartsdag

De meeste mensen zijn vrij op Hemelvaartsdag. Vandaag is misschien een mooie gelegenheid om naar het Anne Frank Huis te gaan.

Dat denken echter meer mensen. Helemaal geen erg in de lengte van de rij als de klok luidt van de Westertoren. Beelden leven opeens uit het toneelstuk Anne Frank, dat ik onlangs heb gezien bij een amateurvereniging. Brok in de keel, emotioneel, meer een onwennig gevoel... Of is dat juist de emotie? Ga vanavond voor de tweede keer erheen. Voor een beter beeld. Besluit door te lopen, koffie drinken bij In de Prins. Buiten op het terras, met schuin een blik op de rij wachtende mensen die maar niet korter lijkt te worden, hoor ik dat het twee uur wachten is. Nu, dat wordt een ander moment en ik denk direct dat zij misschien wel meer dan tweeduizend keer twee uur opgesloten hebben gezeten. Stel me de gracht voor in de oorlog... Zwart-wit. De Duitsers, die deels gestuurd werden; de Nederlanders, Joodse en niet-Joodse Nederlanders en vele anderen hebben hier gelopen in de oorlog.

Het is nu bijna een attractie, overal waar ik kijk zie ik etende en drinkende mensen. Het park dat de Prinsengracht heet. Toeristen en bewoners lopen en fietsen door elkaar heen of staan stil op dit kruispuntje van twee wegen. Op de brug zie ik een oude man richting In de Prins kijken. Hij heeft een regenjas aan, terwijl het nogal warm is vandaag. Wel wat wind, maar ook heel veel zon op dit gedeelte van de gracht. De man komt langzaam dichterbij. Het is Heinz Polzer.

Drs. P, maar dan veel, veel ouder dan ik mij hem kan herinneren. Een glimlach op zijn gezicht, ietwat gebogen. Hij staat nu te kijken en vraagt of de stoel bij de tafel waar ik zit, vrij is. Ik maak een gebaar en hij gaat enigszins moeizaam zitten, eerst met de rug naar mij toe. Een moment later draait hij de stoel. Ik denk dat hij ook nog net een glimp van de zon wil hebben. “Makkelijker voor mij als men de koffie serveert.” Deze opmerking had ik niet verwacht. Na enig wachten wordt de koffie geserveerd. ‘Men’ is een meisje dat met een vrolijke lach sierlijk een kopje koffie voor hem neerzet. Het net boven de schouders recht afgeknipte haar danst om haar gezicht als zij zich weer omdraait. Ondertussen rommelt hij wat in een van de zakken van zijn jas. Even later heeft hij een sigaar in de hand en probeert hij deze aan te steken. Het gaat allemaal wat moeizaam, maar het is een mooi schouwspel om naar te kijken. Een rieten stoel, een oude man, geen tekst. Een klein verhaal op zich, dit moment.

Terwijl ik mijn koffie drink, rommelt hij weer in een van zijn zakken. Nu heeft hij een tijdschrift in de hand. Hij vouwt het open en houdt het ongeveer tien centimeter voor zijn ogen. Tijdens het lezen beweegt alleen het hoofd en met enige regelmaat komt er een dikke wolk rook achter het tijdschrift vandaan. Hij drinkt de koffie al lezende. Een rieten stoel, een man, geen tekst. De lange rij wachtende mensen voor het Anne Frank Huis is nu geheel uit het zicht.

De toneelvereniging. Het decor van Anne Frank is verlaten. Wil niet denken aan het moment dat er een ander toneelstuk wordt gespeeld op het podium. Doe het toch en voel me heel ongemakkelijk. Ik koester het beeld en wil het echte ook behouden. Dat is nieuw voor me. Kan niet weglopen, wil niet weglopen. Nu woedt er toch wel een heel kleine oorlog in mijn hoofd. In alle stilte. Ik kan niet weg. Zit zo heel dicht bij waar het echt gebeurde, weliswaar vele decennia later maar ik kan de soldaten op straat zien lopen. Zitten wij nu gevangen in de vrijheid? Beschuldigend denk ik: waarom hebben ze niet acht stoelen op het podium gezet en spelen ze hetzelfde toneelstuk? Hoef ik geen afscheid te nemen van het decor. Bedenk direct dat dat onzin is als Helmert Woudenberg met één stoel in zijn hand vertelt dat hij in de oorlog met een vals paspoort in de bioscoop aangehouden wordt. Door het woord ‘wordt’ ben ik meteen in de werkelijkheid van dat moment. Ik zag zo heel veel decor, terwijl er niet meer dan een stoel op het toneel stond. De bouw van het theater doet het decor en het hele toneelspel zo goed als echt lijken. Samenloop van omstandigheden. Dingen die op zich niets met elkaar te maken hebben, lijken ogenschijnlijk een verband te hebben.

Hij bestelt nog een kopje koffie, nu vergezeld door een sigaret. Ik hoor hem zingen: “De pont is vol... De oever waar we niet zijn, noemen we de overkant... En... Omsk is een mooie stad, maar net te ver weg... Trojka hier, trojka daar...” Terwijl hij niets anders doet dan een artikel lezen over Roswell, waar in 1947 een ufo zou zijn neergestort en waarin een buitenaards wezen zou zijn gevonden. Uitgeblazen rook van de sigaret ontneemt me het zicht op de Westertoren. Roswell, waar Demi Moore is geboren, voor mij een actrice van ‘buitenaardse’ schoonheid. Gedachten slaan op hol, ik drink toch echt alleen maar een kopje koffie. Deze ontmoeting op Hemelvaartsdag, het dagboek, het toneelstuk. Drie kleine momenten, een trio, een trojka. De onmogelijkheid van het op twee plaatsen tegelijk zijn.

Drs. P zong het al: De oever waar we niet zijn, noemen we de overkant!

Comentarios


bottom of page