Oppassen, op een meisje van een jaar oud. Het eerste nichtje. Ik ben net vijftien. Zit op de bank en kijk televisie, een speelfilm.
Ik leef in de wereld dat de dingen in fragmenten op mij afkomen. Het deel uitmaken van het dagelijks leven zonder het te beseffen. Het leven lijkt een film zonder script. De ondertiteling is de tekst in mijn hoofd.
De deurbel klinkt. Zijn ze nu al terug? Wil de film zien, maar moet wel opendoen. Besef dat ik hierdoor later altijd mijn komst aangeef, door een klop op de deur of een druk op de bel. Terwijl ik het leven beschouw als ‘entrer sans sonner’. Ooit zag ik een bordje met deze tekst op de deur van een klooster. Een godshuis is altijd open, maar dan figuurlijk. Terwijl ik het letterlijk nam. Onzichtbaar willen zijn, met een grote nieuwsgierigheid naar wat er zich afspeelt in de diverse werelden. Onzichtbaar in het gebouw. Deel uitmaken van, wegcijferen?
Nog kijkend naar de televisie, loop ik naar de deur en zie ik Lissy staan, de vriendin van mijn oudere zus. Ietwat verlegen open ik de deur. Ze is iets groter dan ik. Vier jaar leeftijdsverschil. Geestelijk misschien wel veel meer. Een blauw spijkerjasje, een open gezicht, het lange blonde haar verdwijnt deels tussen haar rug en de spijkerjas. Natuurlijk vraagt ze of mijn zus thuis is. Ik antwoord ontkennend. “Dan kom ik even een sigaretje roken en een kopje thee drinken. Je hebt visite!”, zegt ze vrolijk. “Kom binnen,” - deze woorden gaan altijd vergezeld door de gedachte: in mijn nederig stulpje… - “gezellig.” Ze loopt me voorbij en gaat naar de kamer. “Ik stoor toch niet?” Terwijl ik mijn hoofd schud, doe ik de televisie uit. Ze ploft op de bank, doet snel haar schoenen uit, de benen op de bank en gezeten in een soort kleermakerszit haalt ze een pakje shag uit haar jasje. Ze begint een sigaret samen te stellen. Asbak? Thee? Hoor geen geluid bij deze woorden.
Normaal drink ik de hele avond thee. Dus slechts een kopje erbij. In de keuken zoekend naar een asbak en een kopje. Al snel heb ik een extra kop en schotel, maar de asbak, de asbak… Vanuit de kamer hoor ik: “… het kan ook op een schoteltje hoor!” Ik pak een schotel die het meest op een asbak lijkt. Op tijd terug. De sigaret is net gerold en is nu op weg naar haar lippen, om langs het puntje van haar tong de plakrand te bevochtigen. Het lijkt zowaar een sigaret uit een pakje. Moet soms zo lachen als de vorm zo ver afwijkt van de sigaret uit het pakje en vaak ook in een mondhoek hangt! Is de coördinatie tussen het oog en de hand dan zo verstoord of is het gemakzucht?
Uit een zak van haar jasje pakt ze een doosje lucifers en in een oogwenk brandt de sigaret. Ze inhaleert en blaast de eerste rook stevig weg. Naar opzij, omdat ik net haar kopje thee inschenk.
Gesprek. Ik houd van het gesprek. Het open gesprek. Met respect en waardering. Waarbij het niets uitmaakt wat je zegt, dat je weet dat de ander luistert zonder oordeel. Maar toen kon ik geen gesprek voeren, daar de woorden van mijn gedachten niet vertaald werden in geluid.
“Zo, lekker...! Slaapt Corinne al?” Ze neemt weer een trekje van haar sigaret. “Ja, ze slaapt al, vijf minuten nadat ze weg waren heb ik gekeken en toen sliep ze al. Om tien uur geef ik haar een schone luier en dan is het wachten totdat mijn zus en haar man weer thuiskomen. Ik ga straks nog wat lezen.” Terwijl ik dit zeg, schuift ze met een hand het haar naar één kant. Het rust nu op het blauwe spijkerjasje en raakt bijna haar schoot. Die hand die een zo normale beweging maakt en het jasje dat niets anders is dan een kledingstuk, hebben iets gemeen. Ze doen iets met het haar. Lang, heel lang, zonder ooit zelf te roken, associeer ik de lucht van een sigaret met blonde lokken. Geniet ik van de lucht van een sigaret, van de schoonheid van de lokken. Het gesprek gaat verder, over school en over wat dingetjes uit haar en mijn familie. Na het tweede kopje thee en de derde sigaret staat ze op. “Ik ga. Bedankt voor de thee, groeten aan je zus!”
Een kleine dertig jaar later is er opeens weer contact. Net voor de reünie van de lagere school. Ze komt op visite bij mij thuis. Netjes gekleed. Kort haar. De sigaret komt nu uit een pakje. Kopje thee. Nu heeft ze een leidende functie bij een luchtvaartmaatschappij. Kinderen, gescheiden. “Andere man, opeens heel veel kinderen samen.” We zitten de hele middag in de tuin, tal van gespreksonderwerpen komen voorbij. Vooral haar (soms moeizame) werk bij de luchtvaartmaatschappij. Ze krijgt hoofdpijn, door het gesprek. Afscheid.
Veel later. Mijn nichtje is al eind dertig. Via de hedendaagse communicatie is bijna iedereen vindbaar en bereikbaar. Zo ook Lissy. Via de mail hebben we al een kijkje in beider leven. We spreken af. Bij haar thuis.
Een hartelijk ontvangst valt mij ten deel. Eenmaal binnen zie ik een mooi mens. Het leven heeft haar… Weet niet het goede woord. We kijken elkaar aan. Het nonchalant opgestoken haar is nog deels blond, maar heeft nu ook een mooie zilvergrijze kleur. Nog voor het gesprek begint, merk ik dat ze precies past in het karakter van het mooie oude huis, met ooit een paardenstal, in 1920 gebouwd. Daarvoor heeft op deze grond een christelijke bewaarschool gestaan. Historie blijft mooi. De sigaret. De sigaret past niet meer in haar leven. Uit haar en zijn eerste huwelijk heeft zij veel kinderen en het aantal kleinkinderen groeit. De uitgestippelde route is door het overlijden van haar man voor beiden een streep geworden door een bedachte toekomst.
Het gesprek gaat nu over leven, over het leven. Over sterven, over liefde. Over uiten, middels verf en woord. Zij vult het witte doek met verf, ik het witte papier met woorden. Uit het niets komt er iets op doek, op papier. Proberen beiden het gevoel of te verwoorden of te schilderen. De diepte te ervaren. De beperking te kennen. De nog onbeantwoorde vragen zolang een plaats te geven. Sommige vragen moeten zich nog aandienen.
Wat als je verlies gaat verwerken, verlies gaat bewerken? Je je levensmaatje net leert kennen of je net afscheid hebt genomen van je ervaren, je bedachte levensmaatje? De dagen laten zich niet stoppen, vullen jaren. Vragen worden beantwoord.
Dan, niet zomaar, maar wel onverwacht, spreekt ze de volgende zin uit: “Wat doet het leven je?”
Deze zin die zo oneindig groot lijkt en haast niet te beantwoorden is als je de eigen invloed ernaast legt. Weg van de dimensies in het leven. Wat doet het leven je… Twijfel zelfs of deze zin een vraagteken behoeft.
Welk moment van leven? Op de bank tijdens het oppassen?
Die vraag heeft een antwoord. Waarom loop ik dan een heel groot deel van mijn leven niet op die weg? Heb ik niet geluisterd naar mijn antwoord? Een man kijkt naar een vrouw, een vrouw die een sigaret opsteekt. Als ze zich omdraait, kijken ze elkaar aan. Woorden zijn overbodig, maar wel nodig om verder te gaan. Wat zoek ik in een volgend fragment als ik het bestaan ervan niet ervaar? Dat besef ik nu.
Ik rijd die avond naar huis, dankbaar maar met hoofdpijn.
Haar woorden, haar schilderijen. Mijn woorden, mijn beelden.
Het leven doet me goed.
Comments