De zondag beschouwt ze als een mooi begin van de week. Iedere zondag komt haar jongste kleindochter langs om een glaasje fris te drinken. Morgan houdt van vruchtentaart en natuurlijk staat er elke zondag een groot stuk vruchtentaart te wachten op haar. “Lekker Granny, hij is nog lekkerder dan verleden week.”
Morgan noemt haar grootmoeder al sinds ze kan praten ‘Granny’. Het is wel goed zo, zo’n koosnaampje. Morgan weet het wel, maar blijft haar grootmoeder ‘Granny’ noemen. Ze smult van haar taart en neemt een slokje. Granny zit op haar stoel met haar voeten op de antieke stoof. De stoof is nog van haar overgrootmoeder geweest. Wel versleten, maar in originele staat. Voor het eerst sinds maanden staan de openslaande deuren open. Het is alweer lente, het is heerlijk weer. Een warme wind doet Granny terugdenken aan haar jeugd. Bloemen plukken voor haar oma. Al generaties lang gaat dat zo. De tuin en de ernaast liggende boomgaard lenen zich uitstekend voor het zoeken en plukken van een mooie bos lentebloemen.
“Morgan, als je je taart en fris ophebt, wil je dan voor mij een bosje bloemen plukken?” Morgan neemt snel de laatste happen en een flinke slok uit haar glas. Een klein boertje ontsnapt uit haar mond. Granny lacht. “Ga maar gauw, ik ben benieuwd wat je voor me gaat plukken.” Morgan huppelt door de openslaande deuren naar buiten en al snel kan Granny haar niet meer zien.
De gedachten van Granny gaan terug naar vroeger. Ze woont alweer zo’n tien jaar alleen in dit huis. Vanaf haar geboorte heeft ze in dit huis gewoond. Toen ze trouwde, gingen haar ouders vlak bij de kerk in een kleiner huis wonen. Met haar man heeft ze altijd de boomgaard onderhouden waar Morgan nu huppelt, op zoek naar bloemen. Ze denkt aan de vele momenten in de boomgaard. Ze is nu te slecht ter been om daar nog heen te lopen. Appels plukken, het gras met de zeis kort houden, de grote heg om de boomgaard bijhouden. Elke dag werken in de boomgaard. Elke dag genieten in de boomgaard. De oude ladder waar ze zo vaak op heeft gestaan om bij de appels te kunnen, staat nu voor het raam, als herinnering.
“Granny, Granny, kijk eens wat ik voor u geplukt heb!” Ze houdt een grote bos bloemen voor zich. “Prachtig Morgan, waar heb je die gevonden?” Morgan antwoordt enthousiast. “Ik kon geen grote bloemen vinden en ben toen door de heg gekropen. Daar was een grote rechtopstaande steen met letters erin geschreven. Kleine en grote. En voor de steen lag een plaat met heel veel bloemen erop. Daar heb ik deze bloemen vanaf gepakt, voor jou! Raar hè, dat mensen daar zo veel bloemen neerleggen.” Granny pakt de bloemen aan en houdt de handen van Morgan vast. Met een traan van weemoed en geluk fluistert ze tegen Morgan: “Vandaag is het tien jaar geleden dat we opa daar hebben begraven.”
Comments